Judith Trappenburg: “Het is mooi geweest. Het is hier enorm gezellig maar we moeten denken aan de laatste move”

Algemeen
Foto: Jelly Mellema
Foto: Jelly Mellema

PINGJUM - Judith Trappenburg weet nog goed dat ze op woensdagmiddag 16 februari 2000 voor het eerst in Pingjum kwam. “Als je een oude trut wordt krijg je een bang hart voor alles waar je van houdt. Ik was altijd een stoere, maar nu…”

Haar verhaal leest als een avonturenroman. In het gesprek met Judith Trappenburg blijkt al snel dat het boek nog lang niet uit is. Deze zeventigjarige heeft nog genoeg plannen om een paar hoofdstukken mee te vullen. “Het heeft even geduurd, maar het begint door te dringen dat het leven eindig is. Ik ben klaar hier in ons Proeflokaal. Je hebt maar één leven. En ik heb nog een hoop dingen op mijn lijstje!”

Judith is een Hollandse met Fries bloed. Haar grootouders komen uit Friesland, zelf groeide ze op in Bussum. Ze noemt zichzelf ‘de kak’ van Bussum, die op latere leeftijd de man van haar dromen ontmoet. “Ik was idolaat van Hans, ondanks dat hij mijn vaste plek in de kroeg ingepikt had. Ik hing aan zijn lippen, hij was zo grappig!” Dus laat Judith hem, letterlijk, niet gaan. “Jij gaat niet naar huis, je gaat achter op de fiets bij mij!” Het mooiste? In al die 26 jaar dat het stel nu samen is hebben ze slechts elf nachten apart geslapen.

Judith was een echte hippie van haar 19e tot haar 27e. Ze reisde backpackend door Europa en Amerika. Vooral in de winter was ze overal waar het warmer was dan in Nederland. Het was een mooie tijd waarin ze het backpacken, in haar eigen woorden, vervolmaakte. Die rugzak vond ze maar niets. Wat een gesjouw! Dat kan efficiënter meende Judith. Dus wikkelde ze alle basisbenodigdheden rondom een paraplu en ging zo op stap. Het blijkt al snel typisch Judith te zijn. “Ik kleed alles uit. Ik minimaliseer, haat het om meer te doen dan nodig is. Ik ben gewoon een ontzettend lui ding!”

Op haar 27e keerde Judith terug naar Bussum. Ze meldt zich bij het arbeidsbureau en ondergaat een intelligentietest. Het advies? Ingenieur, scheikundige of kok. Toevalligerwijs had Judith vlak daarvoor een tijdje bij de Emmaüsgangers gezeten in Frankrijk. Terwijl ze wachtte op geld van haar moeder moest ze natuurlijk meewerken om haar kost en onderdak te verdienen. “De dames daar kookten zo goed! Zelf kon ik nog geen ei koken. Ik woog op dat moment 42 kilo schoon aan de haak. Eten zei mij helemaal niets. Ik at per dag een tomaat en een ei en dronk een liter wijn.”

Opleiding tot lekkerbek

Dus als in Bussum het beroepsadvies aan Judith wordt medegedeeld denkt ze: Ik word kok. “Alles wat met discipline te maken heeft ligt mij niet. Ik had de opleiding ook echt onderschat. Maar, het was meesterlijk in Haarlem!” Judith vertelt vol liefde over haar peettante die nog les had gehad bij het beroemde Cordon Bleu in Parijs. “Zij heeft mij leren verfijnd te koken! Mijn moeder kon ook fantastisch koken, maar de gerechten van mijn tante waren écht verfijnd”.

Zo groeide Judith op, ze zei niet voor niets al eerder dat ze de kak van Bussum is, met uitgebreide diners ‘gestoffeerd’ met mooie wijnen. “Wij moesten vanaf ons zesde jaar wijn drinken aan tafel. Geen hele glazen hoor. Maar proeven moet je leren meende mijn grootvader.” Inmiddels weet Judith als geen ander dat culinair genieten echt iets is dat je moet leren.

Ze vertelt honderduit over haar recente ervaring met kalfszwezerik in Zierikzee. “Je kan dat bijna nergens krijgen! Het is zo’n heerlijk ouderwets gerecht uit de jaren ’70 en ’80. Natuurlijk zou ik het zelf kunnen maken, maar dat is mij te veel gedoe. Nu kreeg ik in Zierikzee de kans en weet je wat ik gedaan heb? Het was zo lekker dat ik nog een portie bestelde! Ik ben een ontzettende lekkerbek!”

Privé chef

Na de opleiding in Haarlem werkte Judith in diverse keukens waar ze het vak nog beter onder de knie kreeg. Maar vergeet niet: ‘vrouwen hoorden eigenlijk niet in de horecakeuken’. Judith heeft altijd enorm moeten vechten voor haar plek. “Op een gegeven moment was ik wel klaar met die kerels in de keuken. Ik werd altijd afgezeken en kreeg de rotklussen. Daarnaast was het ook nog eens zwaar, ontzettend slecht betaald én had ik gebroken diensten. Ik had er dus echt even genoeg van!”

Judith kiest ervoor om een baan als privé chef aan te nemen voor een rijke Gooise dame. “We gingen ook samen uit eten, dan was ik een soort culinaire gezelschapsdame, heel leuk.” Acht jaar lang werkt ze daar vier dagen per week tot haar werkgeefster overlijdt. “Ik was toen wel even klaar met kok zijn en heb afstand genomen. Inmiddels had ik diverse spullen geërfd en vond ik veilingen en rommelmarkten interessant.” Dus dat werd een tijdlang haar bron van inkomsten.

Fast forward

Op haar 43ste duikt Judith elke dinsdagavond haar stamkroeg in Bussum in. Maar, dan zit er iemand op haar vaste plek! Ze gaat brutaal naast de man zitten en hoopt dat ze hem kan ‘verjagen’ van haar plek. Maar wat blijkt? Hij is superleuk! We vertelden het al, Judith liet Hans niet gaan en inmiddels is het stel al 26 jaren super gelukkig samen. Ze vallen nog elke avond hand in hand in slaap.

“Wij zoenen altijd ’s nachts en bevestigen elke dag aan elkaar dat we van elkaar houden! Wij waren klunzen met relaties met anderen… Maar samen? Zijn wij een goed team!” Judith heeft zelfs een heftige geschiedenis achter de rug met een man met losse handjes. Ze prijst zich dan ook gelukkig dat ze Hans is tegengekomen op die bewuste dinsdagavond. “Er zijn zoveel mensen die settelen voor een liefdeloze relatie!”

Al snel gaat het stel samenwerken achter de bar in een kroeg in Bussum. Ze maken van het vervallen bedrijf weer een goedlopende zaak en hopen het voor een leuke prijs over te kunnen nemen van de eigenaresse. Sterker nog, het was hen beloofd dat dit zou gaan gebeuren. Maar dan slaat het noodlot toe. De eigenaresse komt plotseling te overlijden en Hans en Judith staan met lege handen…

Goed voorbereid op pad

Ondertussen hebben ze hun huisje in Bussum mooi opgeknapt en goed kunnen verkopen. Van het verdiende geld willen ze naar Zeeuws-Vlaanderen vertrekken om een eigen horecazaak te openen. Maar dan komt vriend Chris langs en zegt: “Ik weet een kroeg te koop op drie kilometer van de zee. Wij wisten meteen, dat kunnen wij in Zeeuws-Vlaanderen niet betalen. Dus pakten we de auto in met een overlevingspakket, thermoskannen met koffie, plaids enzovoort en reden naar Pingjum. Waar ligt dat eigenlijk? We hadden geen idee.”

Het gezelschap kwam sneller de dijk over dan ze verwacht hadden. Dat overlevingspakket was een beetje voorbarig geweest. “Maar vanuit Bussum leek het wel drie dagen!” meent Judith met een grote glimlach. Ze stoppen bij de dijk omdat ze de beloofde zee wil zien. Maar het waaide zo hard op die dag dat Judith de dijk niet over kwam. “Had ik dat wel gedaan dan had ik gezien dat het een modderpoel was!”

Gulden Halsband

“We kwamen hier binnen en zagen groene plastic stoelen, lichtgevend paarse Heugaveld tapijttegels, plastic pitrieten lampenkampen en bloemetjesbehang, zo pover! Het behang wapperde alle kanten op. Er hing niets aan de muren, zelfs geen gebroken spiegel of verlopen kalender. Dat zijn de twee treurigste dingen die ik kan bedenken. En in de woning was een douche met alleen koud water. Ik heb het niet over 1980 maar over het jaar 2000. Ik ben er gillend uitgerend.”

Chris, Hans en Judith gaan naar Harlingen om een biertje te drinken en na te praten. “Ik kon er niet doorheen kijken. Ik kan een boel dingen mooi maken, maar dit niet. Maar Hans zei: ‘wij gaan wonen in de pensionkamers waar wél warm water is. We trappen die kroeg in vijf jaar tot leven en verkopen daarna de boel om alsnog naar Zeeuws-Vlaanderen te gaan’.” Daar had Hans wel een punt. Het gezelschap keert terug naar Pingjum om met andere ogen te kijken: hoe krijgen we dit goed?

De Hollandse kus

Langzamerhand, stapje voor stapje, verbouwen Hans en Judith het hele gebouw. Alleen één ding is in al die jaren niet veranderd: de muren vol kunst (en kitsch). De eerste avond hebben Hans en Judith, met hulp, deze muren volgehangen met alles wat er nog over was uit de periode dat Judith op rommelmarkten stond. In één nacht! Dat was de eerste stap. Op 4 augustus 2000 gingen ze feestelijk open.

In 2004 maakten Hans en Judith een flinke ommezwaai met het bedrijf. De economie was door de komst van de euro veranderd en hun droom van Zeeuws-Vlaanderen moesten ze laten varen. Het was hard werken om het hoofd boven water te houden. Ze besluiten dat ze wel wat vrolijkheid en een wending kunnen gebruiken. Dus bouwen ze een keuken en gaan, zoals ze zelf zegt, restaurantje spelen. Ook geven ze hun bedrijf een nieuwe naam: De Hollandse Kus.

Wij zijn een goed team!

De naamsverandering en ommezwaai zorgen voor nieuwe energie. De één na de ander komt aanzetten met Delfts Blauw en zo ontstaat de blauwe kamer in het Proeflokaal. Want, dat werd de volgende verandering, ze werden ook een distilleerderij. Inmiddels heeft het energieke stel alweer ruim 10 jaar een vergunning om te stoken. “Wie heeft dat nou in Nederland?” Ze ontwikkelden en maken onder andere waddenwodka met zeekraal, Trappenburg likeur van Trappistenbier en de beroemde Limoncello. “Stoken is niet moeilijk, je moet alleen heel veel geduld hebben. Ik heb dat niet, maar Hans gelukkig wel!”

Helaas heeft Judith al jaren last van Tinnitus, ‘een gil in haar oor’. Een aantal jaren geleden kwam ze hierachter door een artikel in De Volkskrant over een boer in Yorkshire die zelfmoord had gepleegd omdat hij gek werd van de Tinnitus. “Je wilt niet gek worden, dus moest ik wat verzinnen. Ik heb altijd de radio aan en/of podcasts. Zo red ik het! En je wordt er nog wijzer van ook. Koken met de podcast. Tuinieren met een podcast, of op de fiets. Je doet wat en je leert wat, echt geweldig.”

Barend, kroegtijger in opleiding

Ondertussen komt er een prachtige zilveren kat binnen gewandeld. “Dat is onze Barend, een bloedmooie zilveren Maine Coon. Als je een oude trut wordt krijg je een bang hart voor alles waar je van houdt. Ik was altijd een stoere, maar nu niet meer. Als je van iets houdt maakt het je kwetsbaar…” Dus elke avond gaat Judith met een bakje met voer en een belletje naar buiten, het Pavlov-effect, om Barend te halen. “Hij kan best gestolen of overreden worden, dus wil ik hem iedere avond binnen hebben.” En elke ochtend hangt hij met zijn poten om Judith heen bij het wakker worden. “Het is helemaal niet zo erg hoor om zo geliefd te worden!”

Het leven is eindig

Het heeft even geduurd, maar het begint tot haar door te dringen dat het leven eindig is. “Ik wil nog een treinreis maken door Engeland. Zonder plan, met een klein koffertje en dan uitstappen waar je wil. Dan boek ik een hotel zodat ik in de lounge kan zuipen en ouwehoeren met iedereen. Dat is het plan! Daarnaast wil ik ook met de nachttrein naar Wenen én met de trein naar Berlijn. Van die dingen!”

Inmiddels is Judith klaar met hun bedrijf. “Het is mooi geweest. Het is hier enorm gezellig maar we moeten denken aan de laatste move. Als je die uitstelt wordt het alleen maar moeilijker. Judith en Hans dragen het Proeflokaal en de Distilleerderij op 1 januari 2022 over aan het jonge stel Arjan en Amy uit het dorp.

Van al die jaren is Judith het best bijgebleven dat het Friese volk zulke grote schatjes zijn. “Friezen zijn lief. Ik was best geïntimideerd om in Friesland te gaan wonen. We hebben het ook best moeilijk gehad, maar ze zijn echt lief. Wij blijven dus ook in Friesland wonen. Waarschijnlijk gaat het Sneek worden. Die bui zag ik destijds niet hangen, dat ik hier zou blijven!”

Door: Janita Baron

Foto: Jelly Mellema