Studente geneeskunde Silke Bruinsma uit Makkum: “Het lot besliste voor mij…”

Algemeen
Foto: Jelly Mellema
Foto: Jelly Mellema

MAKKUM - De 22-jarige Silke Bruinsma uit Makkum is vierdejaars studente aan de medische faculteit van de Rijks Universiteit Groningen. 

Hoe is het om te studeren in coronatijd? Wat kan wel en wat kan niet in haar studie? Hoe zit het met de coschappen? En, niet onbelangrijk, hoe ervaart zij deze periode zelf? In een periode waarin Nederland zeventien miljoen virologen rijk is, togen wij naar Makkum voor een uitgebreid interview met studente geneeskunde Silke Bruinsma.

Voordat we ingaan op alle vragen die we hebben, doen we eerst een stapje terug. Wie is Silke Bruinsma?

‘Een pittig kind’

“Ik ben 22 jaar, geboren in Sneek, maar getogen in Makkum. Ik ben tot in mijn poriën Makkumer. Ik heb een drie jaar oudere broer, Evert. Ik heb een vrije jeugd gehad, waarbij de speelruimte die wij kregen van onze ouders, Tjerk en Karin Bruinsma, vrij groot was. Mijn vader werkt in het dagelijks leven bij Jeugdhulp Friesland in Leeuwarden en houdt zich bezig met het programma ‘ervarend leren’. Dat houdt in dat er activiteiten worden georganiseerd voor jongeren, soms met hun ouders, wanneer het tussen die groepen niet zo goed botert. Het is een enorm actief persoon, die zijn boodschap wel over weet te brengen. En dat was vroeger met mij ook wel nodig. Ik was zeg maar ‘een pittig kind’, dat altijd bezig was om de grenzen op te zoeken. Maar daar wist hij wel raad mee. Ze zijn gelukkig niet vergeten dat ze zelf ook jong zijn geweest. Er werd dus veel aan onze eigen verantwoordelijkheid overgelaten, maar daarbij moesten we niet te ver ‘buiten de lijntjes kleuren’.

Na de basisschool ging ik naar het Marnecollege in Bolsward. Samen met de meidengroep uit Makkum. Net als die jongetjes die op de lagere school ‘politie’, ‘brandweer’ of ‘ruimtevaarder’ wilden worden, had ik ook een droom. Namelijk om ‘dokter’ te worden. Dat sudderde wat door. Pas bij mijn profielkeuze aan het einde van de derde klas van het vwo werd het menens, want daarmee zou ik de deur openen naar de studie geneeskunde. Maar in mijn achterhoofd bleef een klein plaagduiveltje rondspoken: ‘Misschien kan ik dat helemaal niet.’

In vijf vwo besliste het lot voor mij. Op een dag, na het eten, kreeg ik ontzettende pijn in mijn maag en werd ik met gillende sirenes naar het Antonius Ziekenhuis in Sneek vervoerd. Ik bleek een maagperforatie te hebben en moest met spoed geopereerd worden. Ik heb toen een week in het ziekenhuis gelegen en daarna wist ik het zeker: ‘Ik ga geneeskunde studeren.’ Een half jaar later zat ik te zweten op de toelatingstoets; op één zaterdag vier toetsen doen. Je moest bij de eerste 400 zitten om te worden aangenomen, anders was het een zaak van ‘volgend jaar nog maar eens proberen’.”

Studente geneeskunde, vertel

“En nu ben ik vierdejaars studente geneeskunde aan de Rijks Universiteit Groningen. Ik heb mijn bachelor achter de rug en ben nu bezig aan het eerste jaar van mijn Master. Na dit jaar nog twee jaar te gaan voordat ik ben afgestudeerd. De eerste drie jaar vielen mij mee, maar daarna wordt het meer praktijkgericht in de vorm van coschappen. Tijdens die coschappen moeten wij, als toekomstige artsen, leren zelfstandig patiëntenzorg te verlenen. Dat betekent oefenen in het afnemen van anamnese (ziekte- en medische geschiedenis van de patiënt – red.), uitvoeren van een lichamelijk onderzoek, een diagnose maken en een plan voor verder onderzoek of behandeling. Je krijgt dus in die periode een oriëntatie bij verschillende specialismen; de uiteindelijke richting waarvoor je kunt kiezen. Specialismen die mij heel erg aanspreken zijn de gynaecologie en chirurgie.”

Wat merk jij van COVID-19?

“Ik zou eigenlijk in april 2020 al beginnen met mijn coschappen, maar dat is een half jaar later geworden in verband met corona. Ik doe nu een blok heelkunde en hierna komt chirurgie. Op die manier komen we dus met de praktijk in aanraking en dat vind ik wel erg spannend. Tot nu toe heb je alle wijsheid uit boekjes en ben je een ‘rookie’, een groentje. Je weet nog niet wat goed en wat fout is en om te leren zul je fouten moeten maken. Als complicerende factor komt daarbij dat we te maken hebben met het corona ‘cordon sanitaire’. Dus afstand, hygiëne, beschermingsmiddelen, enzovoorts. Maar bij een lichamelijk onderzoek kun je daar niet altijd aan voldoen, want om iemand te onderzoeken zul je hem/haar toch aan moeten raken.

Ik heb op gynaecologie gewerkt en dat gaat altijd wel door, dus wat dat betreft heb ik er niet zoveel van gemerkt. Maar in grote lijnen heb je minder ‘clinical exposure’. Dat wil zeggen dat je minder op zaal komt dan in ‘gewone’ periodes. Bij sommige coschappen merken de studenten geneeskunde dat de niet-acute zorg behoorlijk wordt afgeschaald; ikzelf heb daar nog niet zo veel van gemerkt op gynaecologie.” 

Hoe sta jij zelf in dat coronagebeuren?

“Dat vind ik heel erg moeilijk. Er gaat geen dag voorbij of het onderwerp komt wel ter sprake in de media, de praatprogramma’s en niet te vergeten via de ‘socials’. Iedereen heeft wel een mening. We hebben in Nederland momenteel zeventien miljoen virologen en die zijn het allemaal met elkaar oneens. Wat er ook gebeurt, het is nooit goed. Weliswaar weet ik er naar mijn eigen gevoel zelf niet genoeg van om een echt deskundige mening te geven, maar meestal wel meer dan de gemiddelde Nederlander. Wanneer ik dan ook commentaren op Facebook lees en denk: ‘Dit is echt niet waar’, dan heb ik daar best moeite mee. Hoe ga je daarmee om? Dan moet ik mij inhouden. Aan de ene kant heb ik niet zoveel zin om de discussie aan te gaan, maar aan de andere kant denk ik ook wel eens: ‘Misschien ben ik wel de juiste persoon om een aantal van die misvattingen uit de wereld te helpen door er meer informatie over te geven’. Maar daar ben ik nog steeds niet over uit.

Wij hebben het er als studenten geneeskunde onderling ook wel eens over en ook daar blijkt dat iedereen daar anders over denkt. De één ontvolgt alle volgers die corona bagatelliseren als ‘maar een griepje’, of al dan niet bewust verkeerde informatie verstrekken; de ander geeft vanuit zijn achtergrond gedegen informatie hoe het dan wel in elkaar zit. Het heeft er waarschijnlijk ook mee te maken hoe je als mens in elkaar zit.”

Hobby’s?

“Ik heb altijd gevoetbald en doe dat nu nog. Mijn vader gaf vroeger kaboutervoetbal en ik ging met hem mee. Op de basisschool heb ik nog een paar jaar gevoetbald, maar ik ben daar op een gegeven moment mee gestopt, omdat ik dan het enige meisje in het team zou zijn. Maar op de middelbare school ben ik samen met de ‘Makkumer meidengroep’ weer begonnen, bij VV Makkum. En in Groningen speel ik ook, bij de Knickerbockers, de Groninger studentenvoetbalvereniging op het Zernike complex.

Neen, de ‘prins op het witte paard’ is nog niet langs gekomen en dat vind ik ook wel prima. Ik heb het druk genoeg en ben prima in staat om mezelf in mijn eentje te vermaken.

‘Hoi Foppe’

“Foppe, voor 75% stabij en 25 % wetterhoun, is een niet weg te denken gezinslid in huize Bruinsma. Hij is nu vijftien jaar en wordt een echte oude man. Hij loopt wat moeilijk en ziet en hoort niet alles meer, maar het is de makker van mijn vader. Waar mijn vader gaat, gaat Foppe ook. Bij voetbalwedstrijden, uit eten, naar de kroeg. Hij staat zelfs op de teamfoto van het eerste van VV Makkum, waarvan mijn vader trainer is. Mijn vader zegt dan ook altijd, met met een knipoog: ‘Foppe is de belangrijkste in ons gezin en dán pas komen jullie’.

En Foppe is een slimmerik. Dat bleek toen een vriend van mijn vader bij ons langskwam. Ze gingen even een biertje pakken in ‘de Belboei’, een paar straten verderop, uiteraard samen met Foppe. In de kroeg verloor die vriend mijn vader uit het oog, maar Foppe was er nog wel. Dus ging hij samen met Foppe terug naar huis, omdat hij niet precies meer wist waar hij heen moest. ‘Dat weet Foppe wel’, dacht hij. Maar Foppe, de slimmerik, maakte mooi gebruik van de situatie door een extra rondje van een minuut of twintig rond het dorp te maken. En de vriend van mijn vader zich maar verbazen. Die kon zich niet herinneren dat de heenweg ook zo lang was geweest.”

Door: Wim Walda

Foto: Jelly Mellema