“Wie vertelt het als ik er niet meer ben?”

Algemeen
Afbeelding

Ze is model, student en auteur. De in Nijland en Lollum opgegroeide Geartsje Pols leidt met haar 25 jaar een druk bestaan, maar dat ging allemaal niet van harte. Ze kampt met een hersenletsel ten gevolge van een zwaar ongeluk in 2014. Veel van haar herinneringen zijn verdwenen en dat is moeilijk. Herinneringen vormen je immers voor een groot deel. Als daar allemaal stukjes van afbrokkelen, verlies je stukjes van jezelf. Dat is een rouwproces, dat langzaam voortkabbelt terwijl de rest van de wereld razendsnel doorgaat. Hoe Geartsje Pols daarmee omgaat? Vechten! Dit is haar verhaal.

“Ik woon sinds drie maanden in Baaium, maar ik groeide op in Nijland. Daar heb ik ruim tien jaar gewoond, maar in 2008 verhuisden we naar Lollum. De basisschool volgde ik in Roodhuis, dat was elke dag zeven kilometer heen fietsen en zeven kilometer terug.

In Lollum konden mijn ouders een boerderij kopen. Daar kon ons paard, dat in Nijland bij iemand anders stond, bij ons aan huis staan. Intussen hebben we er drie. Ik rijd nog steeds, ik heb een echte draver, al ben ik dat zelf totaal niet. In mijn jeugd reed ik eerst bij manege Sneek en later bij Hippisch Centrum Boeyenkamp in Cornwerd. Ik was daar kind aan huis, om te rijden en ponykampen te begeleiden, maar ook als vrijwilliger. Daar kwam ik in aanraking met voltigeren, turnen op een galopperend paard. Dat heb ik acht jaar gedaan. We deden wedstrijden en in teamverband ging dat altijd goed. Nu doe ik dat niet meer.

Het ongeluk Het was zo’n vijf jaar geleden, op Eerste Kerstdag. Ik reed weg van mijn werk in Hotel Van der Valk in Sneek. Ik had een 45 kilometer wagentje. Zo’n vier kilometer voor mijn huis in Lollum werd ik aangereden door een auto. Het is maar een koekblik hoor, zo’n autootje. Het stelt niets voor. Met auto en al ben ik meters door de lucht gevlogen, al weet ik daar niets meer van. Een traumahelikopter heeft mij naar het UMCG gebracht.

Mijn korte- en langetermijngeheugen, mijn concentratie en coördinatie is voorgoed verstoord. Ik heb lang gerevalideerd in Beetsterzwaag. Niet intern, maar wekelijkse bezoeken en dat is later afgebouwd. Ik heb foefjes geleerd, maar het zal niet beter worden dan wat het nu is.

Voor mijn ongeluk studeerde ik voor leraar Duits. Niemand had er vertrouwen in dat ik nog een hbo-waardige opleiding kon volgen. Nou, dat moeten ze tegen mij niet zeggen. Ik zit nu in mijn derde jaar van de hbo-opleiding social work. Maar de weg ernaartoe was wel zwaar. Je ziet aan mij niet veel, op littekens na. Om echt te begrijpen wat ik doormaak, moet je het eigenlijk zelf ervaren. Kort gezegd moet ik gewoon tien keer harder vechten om ergens te komen. Altijd vechten.

Vallen en opstaan Als ik sommige vakantiefoto’s zie, dan denk ik: ‘Ja, leuk’, maar ik herinner mij het niet en dan praat ik maar mee. Echter, niet alles is verdwenen hoor, ik herinner mij ook wel foto’s. Ik vergeet weleens verjaardagen en ik kan mij niet herinneren wat ik vier weken terug heb gedaan. Het is gewoon een groot zwart gat. Soms spreken mensen mij weleens vrij uitgebreid aan, en dan heb ik zoiets van: ‘Uh, jij bent?’ Dat durf ik dan niet te vragen en vervolgens praat ik maar mee. Dat is heel ernstig. Dat raakt mij echt, het doet gewoon zeer. Ik weet niet of mensen het mij kwalijk nemen, maar ik neem het mijzelf wel kwalijk. Soms heb ik er ook schijt aan, ik moet wel.

Sociaal Goud Maar er gaat ook veel goed. Ik denk dat ik wel kan zeggen dat ik een doorzetter ben. De opleiding die ik volg werd vorig jaar compleet omgegooid. Dat was lastig, want ik verlang naar duidelijkheid en structuur en dat was er toen niet. Maar ik heb mijn weg weten te vinden. Ik wil gewoon mensen helpen. Via mijn opleiding ben ik bij Sociaal Goud terecht gekomen. Een organisatie die op innovatieve wijze het welzijn van de ouderen wil bevorderen en onder andere eenzaamheid tegen wil gaan. Ik werd daar ‘buddy’. Ik verbind jongeren met ouderen en ouderen weer met ouderen, door bijvoorbeeld mijn eigen opa mee te nemen.

Op die wijze kwam ik bij een aantal ouderen terecht, die mij steeds meer vertelden tijdens koffiemomentjes. Ook verhalen uit de oorlog, wat hen eigenlijk heeft getekend voor het leven. Met die verhalen moest ik wat doen.

Mijn grote inspirator hiervoor was meneer Dijkstra. Ik was voor het eerst ‘buddy’ bij hem. Omroep Max wilde graag via Sociaal Goud een tv-programma maken om eenzame ouderen aan studenten te koppelen. Het moet nog uitgezonden worden, maar ik deed mee en werd gekoppeld aan de heer Dijkstra, die een vrij eenzaam bestaan leefde. We moesten een week samen leven en we werden dikke maten. We deelden onze passie voor paarden, maar Dijkstra was een been verloren en ook het verlies van iets konden we delen.

Via Sociaal Goud kwam ik ook in contact met mevrouw Bensink, een van de eerste verhalen van mijn boek. Tijdens de koffie begon ze steeds meer over de oorlog te praten, toen dacht ik: ‘Hier zit een verhaal achter’. Ze had een trauma. Zij had mensen afgevoerd zien worden en dat beeld is ze nimmer te boven gekomen.

Van bundel tot boek Voor mijn plan om de verhalen te bundelen kwam ik bij Jack Kooistra, oorlogshistoricus en publicist, terecht. Het idee voor een bundel werd verruild voor een boek. En zo kwam ik ook in contact met Foppe Dupon, wiens verhaal ik ook heb opgetekend. Ik wil gewoon hun verhalen vertellen. Oudere mensen kunnen niet makkelijk over de oorlog praten, omdat mensen die het niet mee hebben gemaakt het niet goed begrijpen. En juist dat snap ik. Daarbij moeten we beseffen dat het geen vanzelfsprekendheid is dat wij in vrijheid zijn opgegroeid.

Afscheid is onontkoombaar Het werken met ouderen en ook het vertellen van hun verhalen is echt mijn passie. Alleen soms twijfel ik of ik sterk genoeg ben voor dit werk. Ze zijn op een leeftijd dat een naderend afscheid onontkoombaar is. Maar het verliezen van hen, dat komt zo hard aan. Van de heer Dupon en mevrouw Bensink moest ik afgelopen zomer afscheid nemen. En kort geleden overleed mijn maatje, meneer Dijkstra. Ik kreeg een bericht dat het slecht ging en ik ben er direct heen gescheurd. Hij was alleen, en ik beloofde hem dat ik bij hem zou blijven. Rond 21.00 uur ben ik even gaan liggen en om 21.23 uur merkte ik verandering. Ik was in paniek, ik wist niet wat ik moest doen. Ik belde de thuiszorg dat ze direct moesten komen. Voordat zij aankwamen, stierf meneer Dijkstra al in mijn armen. Ik ben blij dat hij niet in eenzaamheid is heengegaan, en ik ben blij dat ik daar aan bij kon dragen, ondanks dat ik niet wist wat er allemaal op mij afkomt daardoor.

Het moet nú geschreven worden Het boek moet nú wel geschreven worden, want de oorlog raakt steeds verder weg en de mensen kunnen straks hun verhalen niet meer vertellen. Daarom is de titel ook: ‘Wie vertelt het als ik er niet meer ben?’. Volgend voorjaar, in april, moet het uitkomen en ik vind het heel spannend, maar gelukkig krijg ik hulp van Jack Kooistra, Gjalt Wijmenga en Marieke Zondervan.

Modellenwerk Naast het schrijven van het boek en mijn studie, heb ik nog een bezigheid. Kort voor mijn ongeluk liep ik in Amsterdam en werd ik letterlijk op straat gescout door een modellenbureau. Ik geloofde er in eerste instantie niets van, totdat ik een opdracht van een make-up merk kreeg. Toen werd het echt en ik vond het meteen ontzettend leuk. Het ongeluk zette alles op zijn kop. Door mijn immobiliteit kwam ik erg aan. Ik had kale plekken op mijn hoofd, mijn haar was daar weg geschroeid, en een de zijkant van mijn hoofd heb ik een groot litteken. Gelukkig is mijn haar weer allemaal terug gegroeid en de meeste kilo’s zijn er weer af. Ik heb nu opdrachten in het binnenland, maar ik mag ook af en toe naar Duitsland, België, Frankrijk, Zwitserland en Italië.

Hoewel ik veel heb bereikt, blijf ik onzeker. Misschien komt het omdat ik zo gevoelig ben. Ik zie de andere modellen en zij zijn veel dunner dan ik. Dus ik wil eigenlijk nog best wel wat afvallen. Ik weet dat mijn beeld vervormd wordt, maar ik zou wel meer opdrachten willen, dus daar ga ik mijn best voor doen.

Maar ook het boek schrijven, en mijn studie afmaken. Opgeven is bij mij nooit een optie.”

Tekst: Kirsten van Loon Foto: Michael Zoeten